De Oudduitse Herder is een middelgrote hond. Hij heeft een zachtaardig en evenwichtig karakter, een rechte rug en Langstokhaar. Er zijn vele kleur variëteiten: Zwart-bruin (Black & Tan) Geel-bruin, Zwart en Wolfsgrauw komen het meeste voor. Deze herder stamt van oorsprong af van de Duitse Herder Langstokhaar
De Oudduitse Herder is een middelgrote hond. Krachtig, goed gespierd en lichtgestrekt. De vacht is lang.
Reuen zullen tussen de 60 en 68 cm hoog zijn en teven mogen tussen de 55 en 63 cm hoog zijn.
Evenwichtig, stabiel, zelfverzekerd, absoluut onbevangen en zachtaardig. Maar ook opmerkzaam en handelbaar. Hij moet moed, strijddrift en hardheid bezitten om als geleide-, waak-, verdedigings-, dienst-, en herdershond geschikt te zijn. Tevens is het een goede familiehond.
Door het alerte en opmerkzame karakter goed trainbaar voor geleide-, waak-, verdedigings-, dienst-, en herdershond.
De meeste ODH's houden erg van alle soorten sport en spel.
Door het zachtaardige karakter ook een echte familiehond.
De Oudduitse Herder is een draver en heeft wel wat beweging nodig.
Hij krijgt de juiste bespiering als hij veel rechtlijnige bewegingen maakt, zoals wandelen, fietsen en zwemmen. Wandelen en zwemmen mag ‘altijd’.
De meeste ODH's houden erg van zwemmen.
Alleen een rondje om de kerk is niet aan te bevelen, dagelijks een wandeling van enkele kilometers kunnen ze zeker aan.
De lange vacht moet zo nu en dan (maar niet te vaak) gekamd worden. Dit kan met een herderharkje.
Beter in 1 keer goed kammen en niet elke dag een beetje, want door vaak en veel te kammen wordt de huid gestimuleerd en gaat dan gaat de vacht nog meer verharen.
Soms is het alleen nodig om de broek/billen te borstelen.
Tijdens de rui (verharingstijd) kan een men in een trimsalon deze vacht laten verwijderen, een trimster wolt de oude vacht uit met een coat-king of een herderharkje De vacht nooit scheren!
Zachtaardig, stabiel, een echte kindervriend.
Maar ook waaks
De (Oud)Duitse Herder vindt zijn oorsprong in Duitsland uit verschillende types herdershonden. Er bestonden langhaar, ruwhaar en gladhaar herdershonden en dan ook nog in allerlei kleuren en types. Deze honden deden dienst als bewaker van huis en haard en/of het hoeden van de kudde. In die tijd fokte men uitsluitend op karaktereigenschappen en keek men eigenlijk niet naar het uiterlijk. In de oorspronkelijke Duitse Herdervereniging die eind negentiende eeuw werd opgericht aanvaardde men elke type vacht en kleur.
In 1961 verdeelt de muur Duitsland in Oost en West. Vanaf dat moment gaat men in de DDR Duitse Herders fokken die niet op uiterlijk worden beoordeeld maar op inzetbaarheid, hardheid en gezondheid. Sterke, zwaar gebouwde rechte honden. Deze honden moesten zelfstandig kunnen werken, hard zijn en aan alle weersomstandigheden weerstand kunnen bieden. Vaak hadden deze honden een dikke ondervacht, noodzakelijk voor de strenge winters in het oostelijk deel van Duitsland.
In het westen keek men ook naar het uiterlijk (vooral de geel/zwarte Duitse Herder was populair) immers, West Duitsland was niet in oorlog en er was geen noodzaak om honden te fokken om de grenzen te bewaken. In het westen van Duitsland zag je dan ook een andere lijn van honden ontstaan. Honden met een afvallende croupe, een schoonheidsideaal, iets wat je niet zag bij het DDR-type.
Hoe goed fokkers aan beide zijden van de muur hun best ook deden, nog steeds werden er uit 2 Stokharige ouders één of meerdere Langhaarpuppen geboren. Deze pups kregen vaak geen stamboom en werden niet zelden goedkoper verkocht. Met de herziene rasstandaard in 1991 werd het zelfs nog strenger. Men bleef de Langstokhaar als ongewenst beschouwen.
Gelukkig was er een groep mensen in Duitsland die juist wel op dit type vielen. In 1984 wordt in Duitsland de LSVD (Langhaar-Schäferhunde-Verband-Deutschland) opgericht. Deze mensen fokken met Langharige Duitse Herders.
In 1930 besloot de Duitse vereniging van Herdershonden, de SV (Verein Für Deutsche Schäferhunde), dat de Langstokhaar honden een "fokfout" waren en dat deze honden werden uitgesloten van de fok. In 1991 werd dit door de SV omgezet in een "fok uitsluitende fout” en mocht er met deze honden niet langer gefokt worden. Toch werd er door liefhebbers met deze Langstokharige honden gefokt echter zonder de officiële stamboompapieren, immers voor deze honden met een "fok uitsluitende fout" kon men zich niet laten inschrijven bij de SV. Daar de Langstokharigen niet werden geaccepteerd binnen de officiële rasvereniging de SV (en later ook niet in de Nederlandse Vereniging van liefhebbers van de Duitse Herder, de VDH) is met de oprichting van het "Langhaar-Schäferhunde-Verband Deutschland" in 1984 het ras de Oudduitse Herder ontstaan. Het door een rasvereniging uitgeven van Afstammingsbewijzen met als rasomschrijving "Duitse Herder" voor deze Langstokharige honden is niet toegestaan. Omdat het Langstokhaar een genetische terugslag is naar de oorspronkelijke Herdertype uit het begin van de vorige eeuw, heeft men dus gekozen om deze honden de Oudduitse Herder te noemen.
De Oudduitse Herder is een middelgrote vrij fors tonende hond.
De boven belijning verloopt vanaf de hals aanzet over de goed ontwikkelde schoft en over de rechte rug tot aan de licht afvallende croupe.
De rug is recht, vast, krachtig en goed bespierd.
De croupe moet zonder onderbreking van de boven belijning overgaan in de staartaanzet.
De lendenen zijn breed, kort krachtig gevormd en goed bespierd.
De borst moet matig breed zijn.
Zwart met roodbruine, bruine, gele tot helgrauwe aftekening, éénkleurig zwart en blauw en grauw.
Bij Wolfsgrauw donker gewolkt, zwart zadel en masker. De neusspiegel moet bij alle kleurslagen zwart zijn.
Ontbrekend masker, lichte tot priemende oogkleur evenals lichte tot witachtige aftekening aan borst en binnenzijden, lichte nagels en rode staartpunt duiden op pigmentzwakte.
De onderwol vertoont een lichte grauwe tint. De kleur wit is niet toegelaten.
De schofthoogte voor reuen: tussen de 60 en 68 cm
De schofthoogte voor teven: tussen de 55 en 63 cm
Ogen zijn middelgroot, amandelvormig, iets schuin liggend en niet uitpuilend. De kleur moet zo donker mogelijk zijn.
Langstokhaar met onderwol.
Het dekhaar is lang, zacht en niet vast aanliggend, met waaiers/pluimen aan oren en benen, vol behaarde broek en zeer vol behaarde staart naar beneden waaiervormig. Aan het hoofd met daarbij inbegrepen de binnenkant van oren en de voorkant van de ledematen, aan de benen en tenen kort. Aan de hals mag het haar langer zijn en sterker behaard, dus manen vormend.
De staart moet minstens tot aan het spronggewricht reiken, maar niet over het midden van de achtervoet. De staart is aan de onderzijde iets langer behaard en wordt in een licht afhangende boog gedragen, waarbij deze in opwinding en bij beweging meer opgeheven gedragen wordt. De staart mag niet boven de ruglijn gedragen worden.
Gewicht van de reuen: 35 tot 50 kg.
Gewicht van de teven: 25 tot 40 kg.
Raadpleeg voor een exacte omschrijving van de Oudduitse Herder de informatie op de website van de Duitse Herder Club Nederland: https://www.dhcn.nl/Rasstandaard.html